Let op: in deze pagina moeten nog de broodnodige links worden aangebracht.
(Zie ook Overzicht van angststoornissen bij kinderen). Een zekere mate van verlatingsangst is normaal en komt bij bijna alle kinderen voor, vooral bij heel jonge kinderen. Kinderen voelen het wanneer een persoon aan wie ze gehecht zijn weggaat. Die persoon is meestal de moeder, maar het kan ook een van beide ouders of een andere verzorger zijn. De angst stopt meestal wanneer kinderen leren dat de persoon zal terugkeren. Bij een separatieangststoornis is de angst veel intenser en gaat deze verder dan verwacht wordt voor de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Separatieangststoornis komt vaak voor bij jongere kinderen en is zeldzaam na de puberteit. Sommige stress in het leven, zoals de dood van een familielid, vriend of huisdier of een verhuizing of verandering van school, kan een angststoornis voor afzondering veroorzaken. Mensen kunnen ook een neiging tot angst overerven. Symptomen Nadat de ouder is vertrokken, zijn kinderen gefixeerd op hereniging. Ze willen vaak weten waar de ouder is en zijn bezig met de angst dat hen of hun ouder iets vreselijks zal overkomen. Sommige kinderen hebben hardnekkige, buitensporige zorgen dat ze de ouder zullen verliezen door ontvoering, ziekte of dood. Alleen reizen maakt deze kinderen ongemakkelijk, en ze kunnen weigeren om naar school of kamp te gaan of om bij vrienden thuis op bezoek te gaan of te slapen. Sommige kinderen kunnen niet alleen in een kamer blijven en klampen zich vast aan een ouder of schaduwen de ouder door het huis. Moeilijkheden bij het slapengaan komen vaak voor. Kinderen met een verlatingsangststoornis kunnen erop staan dat een ouder of verzorger in de kamer blijft tot ze in slaap vallen. Nachtmerries kunnen de angsten van de kinderen onthullen, zoals de vernietiging van het gezin door brand of een andere ramp. Kinderen ontwikkelen vaak lichamelijke symptomen, zoals hoofdpijn of buikpijn. Kinderen lijken meestal normaal als er een ouder aanwezig is. Daardoor kan het probleem minder ernstig lijken dan het is. Hoe langer de aandoening duurt, hoe ernstiger ze is. Diagnose
Artsen stellen de diagnose van separatieangststoornis op basis van een beschrijving van het gedrag van het kind in het verleden en soms op basis van observatie van afscheidsscènes. De stoornis wordt alleen gediagnosticeerd als de symptomen minstens een maand duren en substantieel leed veroorzaken of het functioneren ernstig belemmeren. Behandeling
Gedragstherapie wordt gebruikt om de separatieangststoornis te behandelen. Het houdt in dat ouders en verzorgers leren om de afscheidsscènes zo kort mogelijk te houden en hen te coachen om nuchter te reageren op protesten. Individuele en familiepsychotherapie is ook nuttig. Kinderen weer naar school laten gaan is een onmiddellijk doel. Hiervoor moeten artsen, ouders en schoolpersoneel als een team samenwerken. Het kan helpen om kinderen te helpen zich te hechten aan een van de volwassenen op de peuterspeelzaal of school. Als de stoornis ernstig is, kunnen medicijnen helpen die de angst verminderen, zoals een type antidepressivum dat een selectieve serotonineheropnameremmer (SSRI) wordt genoemd. Kinderen krijgen vaak een terugval na vakanties en schoolpauzes. Daarom wordt ouders vaak aangeraden om tijdens deze periodes regelmatig van hun kinderen weg te gaan, zodat ze eraan gewend blijven. Bronnen:
|